maandag 21 september 2015

Daags na de Autovrije Zondag

Hebt u ook zo genoten van de Autovrije Zondag? Ik alleszins wel: een stralende zon (zonder dat je er van smelt) en tal van activiteiten voor jong en oud. Terrasjes en bio-proevertjes voor wie het rustig wil doen, rommelmarkten en weggeefpleinen voor wie graag duurzaam snuistert, muzikale intermezzo’s en theater op de straat voor cultuurliefhebbers, en van circusinitiaties over politiedemonstraties tot space bikes die overkop gaan voor wie het liever wat actiever ziet.

Deze dag is al lang geen ‘autoloze zondag’ meer waarin je iets moet missen in functie van een benzinetekort of oliecrisis. De Autovrije Zondag is uitgegroeid tot een hoogdag voor de actieve weggebruikers: de stappers en fietsers. Straten en pleinen worden autovrij gemaakt. Bewoners en bezoekers krijgen alle ruimte om te fietsen, te skaten of ontspannen te wandelen. Voor verenigingen is het duidelijk hét moment om met hun werking naar buiten te komen. Lokale besturen pakken zelf graag uit met hun plannen en verwezenlijkingen op het vlak van duurzame mobiliteit.

Eigenlijk is de opzet simpel: bewoners en bezoekers doen proeven van het ongedwongen karakter van de autovrije openbare ruimte. Hen er even bij stil bij laten staan dat het met minder autoverkeer gewoon aangenamer wonen, werken en leven is in een stad. Als ik foto’s en video's bekijk vanuit de deelnemende steden en gemeenten, zie ik heel wat ontspanning, plezier en creativiteit. Slechts hier en daar via sociale media een verzuurde reactie genre “Krijg ik nu vandaag 2 euro wegbelasting terug”? Grosso modo is de sfeer en ervaring toch een voltreffer.
 
 
Toch blijft de vraag: mag het iets meer zijn? Ten eerste stel ik vast dat er naast de enthousiaste deelnemers ook véél Vlaamse steden en gemeenten niet (jaarlijks) meedoen. Nog geen zevende van de Vlaamse gemeenten organiseert een autovrije zondag in 2015. Niet elke gemeente ervaart de problematiek als iets waar ze wakker van liggen. Daar staat tegenover dat slechts weinige centrumsteden het tegenwoordig nog wagen om geen autovrije zondag in te richten. Zij die dat wel doen, ontmoeten meestal burgerinitiatieven op de straat. Er zijn ook steden en gemeenten die wél meedoen, maar dan vroeger of later op het jaar. Meestal is dat omwille van koppeling aan andere evenementen, zoals een kermis of een jaarmarkt of juist het vermijden van die evenementen. Is het dan omwille van makkelijker om het samen te doen dan wel makkelijker om het apart te houden? Of is het een kwestie van overtuiging dan wel van windowdressing?

Dat brengt me dat bij mijn tweede vaststelling: waarom toch die zondag? Al bij al toch een dag waarop de gevolgen minder ingrijpend zijn. Je kan de liefhebbers laten voelen hoe leuk het kan zijn, zonder de anderen tegen het hoofd te stoten. Klein bier alleszins in vergelijking met een autovrije zaterdag of maandag. Er zijn ook bij ons pioniers zoals Bornem die de auto het hele weekend aan de kant zetten. Maar de meerderheid kiest toch voor een zondag. In Bogota, de hoofdstad van Colombia, organiseerde het stadsbestuur een autovrije week. Bogota telt zo’n acht miljoen inwoners. Dat is ineens meer deelnemers dan heel Vlaanderen. Soms moet je je de vraag stellen wie het ontwikkelingsland is... In Zuid-Korea, met name in Suwon, kent men de autovrije maand. Wie zou bij ons een autovrije week aandurven? Het is immers toch bijzonder jammer dat na één dag van proeven het geraas weer herbegint.

En toch… de vraag is ook of we naar een stad zonder auto’s willen, kunnen en moeten? Is dat het doel? Nee, eigenlijk is dat het doel niet. Leefbare steden en kernen waar mobiliteit kan, dat is kern. De Finse hoofdstad Helsinki - toch wat dichter bij dan Zuid-Korea of Columbia - wil tegen 2025 auto’s overbodig maken in de stad. Niet zozeer dat ze de stad autovrij maken, nee ze mikken er op dat bewoners geen reden meer zullen hebben om een auto te bezitten. Dat zien we ook in andere plaatsen zoals Hamburg, Parijs, Kopenhagen: focussen op een netwerk van groene zones met fiets- en wandelpaden samen met een performant openbaar vervoerssysteem. Dat komt vanuit een inzicht dat de auto tegenwoordig meer vrijheid berooft dan hij geeft. Autoluwe en –vrije steden zullen voor het einde van deze eeuw de norm worden. Daar mogen we niet achterop bij blijven en gelukkig kiemt die mentaliteitswijziging ook bij ons: van schoolstraten over autoluwe wijken tot verkeersvrije binnensteden.
 
Maar we moeten ook niet naïef zijn. De auto is wel degelijk nog steeds een heel belangrijke norm. Zelfs bij autovrije zondag dringt het binnen. Dit las ik bijvoorbeeld de afgelopen week: “Een autovrije zondag zorgt voor heel wat veranderingen in de gebruikelijke manier om je binnen de stad te verplaatsen, zeker als daar nog een groot evenement in de binnenstad bij komt. Om dat wat in goede banen te leiden, vind je hier een overzicht van de veranderingen op zondag 20 september.” Tiens, denk ik dan, de mensen in mijn straat, en velen in de buurt, wij verplaatsen ons binnen de stad eigenlijk zo goed als altijd met de fiets of het openbaar vervoer... Welke veranderingen zouden wij dan moeten maken om ons te verplaatsen? We zijn collectief nog steeds doorgedrongen van wat Kris Peeters het voor-ruitperspectief noemt. Er is dus nog bijzonder veel werk aan de winkel.


Toch ben ik hoopvol dat we terug evolueren naar een stad op mensenmaat. Niet door de auto zonder meer te verbieden. Want er zijn natuurlijk randvoorwaarden. Zoals betere bewegwijzering voor fietsers en een uitbreiding van de publieke fietsparkings, randparkings voor bezoekers en een duurzamer openbaar vervoer, om er slechts enkele te noemen. Maar de mentale omslag is er al. 20 jaar geleden was de auto nog de norm bij inrichting, vandaag is duurzame mobiliteit in functie van de mens steeds meer de norm. Vanuit die optiek brengen we dan ook het Dossier: Autovol, Autoluw, Autovrij. Over de plaats van de auto in de stad (van morgen) uit. Het zet aspecten en voorbeelden in beeld voor een Vlaanderen van morgen: autoluwer, autovrij misschien zelfs, maar zonder dat het de connotatie draagt van autoloos of iets te moeten missen. Voor al wie klein wil beginnen, maar zeker ook voor wie groots wil doorgaan.